Duizenden vrouwen hebben te maken met huiselijk geweld in Nederland. Elk jaar overlijden 20 tot 30 vrouwen als gevolg van partnergeweld. ,,We moeten af van de gedachte dat betaald werk voldoende bescherming biedt tegen partnergeweld”, stelt Suzanne Bouma, senior onderzoeker bij het Centre of Expertise Veiligheid & Veerkracht van Avans Hogeschool. Bouma roept beleidsmakers op om het gesprek hierover met de wetenschap aan te gaan.
Dit opiniestuk verscheen eerder in BN DeStem.
In Nederland krijgt 1 op de 4 vrouwen te maken met partnergeweld. Soms leidt dit geweld tot de dood. 6 op de 10 vermoorde vrouwen worden om het leven gebracht door hun (ex-)partner. Dat zijn pijnlijke cijfers.
Nog pijnlijker is de wetenschap dat deze getallen niet zo hoog hoeven te zijn. We weten namelijk heel goed wat de dynamiek van partnergeweld is. Het is nooit een losstaand incident dat zomaar ineens voorkomt. Partnergeweld is het resultaat van een reeks van aaneengeschakelde gebeurtenissen.
Risicofactoren en voedingsbodems
We kennen de risicofactoren en de voedingsbodems waarop partnergeweld gedijt. Zo weten we bijvoorbeeld dat de combinatie van werkloosheid, financiële problemen en de daaraan gerelateerde stress in verband staat met het risico om als man geweld te gebruiken richting de vrouwelijke partner. Daarbij is niet het lage gezinsinkomen, maar ‘stress’ de grootste voorspeller.
Dat genderongelijkheid een belangrijke voedingsbodem is voor geweld tegen vrouwen is bekend. Het is pijnlijk dat we als land hebben beloofd om in actie te komen, maar dat daar nog te weinig van terechtkomt.
Fractie van maatregelen overgenomen
Nederland ondertekende meer dan 10 jaar geleden het Verdrag van Istanbul, een verdrag van de Raad van Europa. Dit verdrag draait om het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.
In het Verdrag van Istanbul staat precies beschreven welke maatregelen landen kunnen nemen om vrouwen te beschermen en partnergeweld terug te dringen. Helaas is nog steeds maar een fractie van de maatregelen uit het verdrag overgenomen.
Ik doe al een aantal jaren onderzoek naar partnergeweld. Hierin kijk ik wat er internationaal bekend is, maar ook hoe we in Nederland denken en spreken over partnergeweld.
Bij vrouwen die slachtoffer (kunnen) worden van partnergeweld ligt in Nederland de nadruk vooral op het vergroten van de zelfredzaamheid en wordt betaald werk als heilige graal gezien. Met andere woorden: als we maar zorgen dat vrouwen voldoende mogelijkheden krijgen om betaald aan de slag te gaan, vermindert de kans op geweld in de relatie. Een eigen inkomen beschermt je tegen geweld, is de heersende gedachte.
Toegang tot geld
Toch laat internationaal onderzoek een complexer beeld zien. Ten eerste leidt werk niet altijd tot economische zelfstandigheid. Die zelfstandigheid is afhankelijk van de hoogte van het inkomen, maar hangt ook af van de mate waarin de vrouw daadwerkelijk toegang heeft tot haar geld. Want een partner kan deze toegang belemmeren, wat onderdeel is van economisch geweld.
Ten tweede zijn er meer factoren van afhankelijkheid die ten grondslag liggen aan het meemaken van partnergeweld. Denk aan verblijfsstatus, kennis van het hulpaanbod, het vermogen om Nederlands te spreken en het hebben van kinderen. Daarnaast is de periode na beëindiging van de relatie het risico op femicide het grootst en is angst voor escalatie een belangrijke reden om de relatie (nog) niet te verbreken.
Slachtoffers van partnergeweld
Niet alleen vanuit de wetenschap is er kritiek te geven op het idee dat betaald werk bescherming biedt tegen partnergeweld. Ook slachtoffers van partnergeweld hebben kritiek. Bij mijn promotieonderzoek keek ik, voor het eerst, hoe vrouwelijke slachtoffers van partnergeweld zelf spreken over de waarde van werk. Hun ervaringen laten zien dat binnen sommige relaties het (gaan) werken zelfs kan fungeren als aanjager van geweld.
De man kan gevoel van statusverlies ervaren wanneer zijn vrouw betaald werk verricht of kostwinner is. Ook maakten veel van hen economisch geweld mee. Wat betekent dat ze op papier misschien economisch zelfstandig waren, maar in de praktijk geen toegang hadden tot hun eigen inkomen.
Tegelijkertijd staat werk voor veel vrouwen symbool voor het einde van het herstelproces omdat vrouwelijke slachtoffers die geen betaald werk uitvoeren het gevoel hebben dat ze minder meetellen in de maatschappij. Ook als ze onbetaald werk verrichten, zoals huishoudelijk werk, mantelzorg of vrijwilligerswerk. Dat heeft alles te maken met de lagere status die onbetaald werk heeft ten opzichte van betaald werk.
De overheid stuurt aan op economische zelfstandigheid. Toch zien we dat er meer factoren ten grondslag liggen aan (dodelijk) partnergeweld. Als land zijn we losgezongen van internationale kennis op dit gebied. En, erger nog, we zijn losgezongen geraakt van wat veel vrouwen elke dag aan den lijve ervaren. De vraag is dus wat we nou eigenlijk willen als maatschappij. Willen we zorgen dat meer vrouwen betaald werk krijgen? Of is veiligheid het doel? Ik denk het laatste. Laten we ons daar nou eens op gaan richten.
Veelvoorkomende vorm van partnergeweld
Wat daarvoor moet gebeuren, is eigenlijk niet zo heel ingewikkeld. Het spreekt vanzelf dat Nederland de richtlijnen van het Verdrag van Istanbul moet overnemen. Ook moeten we erkennen dat economisch geweld een veelvoorkomende vorm van partnergeweld is en dat mede hierdoor de huidige definitie van ‘economische zelfstandigheid’ niet toereikend is. In de aanpak dient meer aandacht te komen voor het herstel na partnergeweld.
Om het beleid goed in te richten, is het belangrijk om het gesprek met de wetenschap aan te gaan en de dynamiek van geweld écht te doorgronden. Want alleen dán wordt duidelijk aan welke knoppen de overheid en hulpverleners kunnen draaien om voor meer veiligheid te zorgen. De wetenschap is er klaar voor. Nu de beleidsmakers nog.
Dr. Suzanne Bouma doet onderzoek naar emancipatie, participatie en huiselijk geweld en is mede-initiatiefnemer Onderzoeksnetwerk Partnergeweld. Eind 2023 promoveerde Bouma aan de UvA op het proefschrift: ‘Werk als oplossing? Narratieven over de waarde van werk ter preventie van en herstel na partnergeweld’. Bij Avans is ze betrokken bij het lectoraat Veiligheid in Afhankelijkheidsrelaties van het Centre of Expertise Veiligheid & Veerkracht.