Lector Ingrid Janssen: ‘Geef kwetsbare mensen prioriteit bij verduurzaming’

Hoe bouwen we aan een duurzame leefomgeving voor iedereen? En dus niet alleen voor de ‘happy few’ die het kunnen betalen of de ‘believers’ die erin geloven? Het is de centrale vraag in de lectorale rede van Ingrid Janssen, lector Duurzaam Gebouwde Omgeving bij Avans.

Lectorale rede Ingrid Janssen

Foto's: Ilse van Loon

Ingrid las haar lectorale rede voor bij Avans in Den Bosch. Een mooie gebeurtenis, vertelt de lector Duurzaam Gebouwde Omgeving van het Centre of Expertise Veiligheid & Veerkracht, maar stiekem is ze blij dat het er opzit. “Ik dacht eerst: moet dat nou, zo’n ceremonie? Van nature ben ik wat ongeduldig. Mooi dat het klaar is, want ik wil nu echt aan de slag met de opgave die voor ons ligt.”

Wat is die opgave?

“Onze gebouwde omgeving zó inrichten dat hij niet alleen energieneutraal en klimaatadaptief is, maar ook bijdraagt aan de gezondheid en het welzijn van mensen. We moeten 2 grote uitdagingen aangaan om dat te bereiken: de puzzel en het draagvlak. Met ‘de puzzel’ bedoel ik: hoe kunnen we in de beperkte ruimte die we hebben in ons land een gebouwde omgeving creëren die op meerdere fronten duurzaam is? Dit vraagt om creativiteit én om het maken van stevige keuzes. En ‘het draagvlak’ draait om de vraag: hoe nemen we iedereen, zowel professionals als bewoners, mee in deze opgave?”

Je legt uit dat professionals hiervoor 3 andere competenties zouden moeten inzetten: verbeelden, verbinden en versterken. Brede begrippen, die je in je rede concreter en behapbaarder maakt. Kun je in het kort vertellen wat die begrippen inhouden en hoe ze kunnen helpen met verduurzaming? Beginnend bij ‘verbeelden’?

“Verbeelden is meer dan het maken van een bouwkundige tekening. In mijn rede doel ik op het mogelijk maken voor alle betrokkenen om zich een duurzame toekomst voor te stellen. Hiermee vergroten we het draagvlak voor duurzame keuzes.”

“Daar kun je nieuwe technieken voor inzetten, zoals storytelling, virtual reality of augmented reality. Zo krijgen toekomstige bewoners de kans om te ‘doorvoelen’ wat keuzes in de gebouwde omgeving betekenen. Het kan helpen om lastige vragen te beantwoorden als ‘wat ben ik bereid om aan individuele vrijheid op te geven om er collectief op vooruit te gaan?’. Dat kan om zoiets eenvoudigs gaan als een ruimte die je met meerdere bewoners deelt. Maar verhálen zijn ook een vorm van verbeelding. We werken momenteel aan een nieuw narratief voor onze binnensteden: welke functies moet een stadscentrum in de toekomst hebben, nu de oude steeds meer verloren gaan?”

Wat kan er beter als het gaat om ‘verbinden’?

“Verbinden draait om het leggen van de link tussen de bouw- en vastgoedsector en de eindgebruiker. Hoe geef je die laatste een stem, vooral als het gaat om mensen die de middelen of mentale kracht niet hebben zich met duurzaamheid bezig te houden? Daarnaast gaat het ook gewoon om samenwerking tussen professionele partijen onderling. De bouw- en vastgoedsector zijn erg versnipperd. Elk bedrijf handelt vanuit zijn eigen businessmodel en eigen belangen. Ze zijn traditioneel gewend om met ‘de kaarten op de borst’ zaken te doen. Uiteindelijk had een deal een economisch karakter en winst was een individueel belang.”

“Bouwen aan een duurzame leefomgeving is een gezamenlijk belang. Dat kost geld en de ‘opbrengst’ ligt veel verder weg in de toekomst. Het zijn geen simpele rekensommen meer. Gelukkig hebben partijen in de bouw- en vastgoedsector dat steeds beter door. Uit dit gezamenlijke belang ontstaan steeds vaker mooie nieuwe samenwerkingen.”

Zie je dat ook in onze regio terug?

“Zeker! Kijk bijvoorbeeld naar Boschgaard in Den Bosch. Daarin hebben bewoners een duurzame woongemeenschap opgericht in samenwerking met een woningcorporatie en de gemeente. Of neem energiegemeenschappen, waarin bewoners lokale energie uit duurzame bronnen onderling uitwisselen. Hiermee ontlasten ze het stroomnet en besparen ze energiekosten. En neem de kwetsbare wijk Tilburg-Noord, waar publieke en private partijen samen investeren in buurtinitiatieven van bewoners. Nog voordat de eerste steen voor een nieuwe woning is gelegd. Het is bijzonder dat commerciële partijen dit doen.”

De laatste competentie die sterker moet, is – hoe toepasselijk – ‘versterken’.

“Dit aspect werd me vooral duidelijk door mijn gesprekken met andere lectoren uit ons Centre of Expertise. Voor mensen in een kwetsbare positie is de duurzaamheidstransitie het lastigst. Denk aan mensen uit lagere inkomensgroepen, mensen met een andere culturele achtergrond of zorgbehoevenden. Zij hebben in het algemeen minder vertrouwen in de overheid en andere instituties. Het is belangrijk om hen prioriteit te geven in de transitie, anders werkt dat polarisatie en een groeiende kloof alleen maar in de hand. Als je dit doet, sla je meerdere vliegen in één klap.”

“In mijn rede geef ik het voorbeeld van verduurzaming die leidt tot minder tocht, vocht en schimmel in de woning. Een duurzame woning draagt direct bij aan lagere energiekosten en een betere gezondheid. Met als gevolg een kleiner beroep op de zorg en geld dat bewoners kunnen besteden aan bijvoorbeeld betere voeding en sport. Wat ook weer een groter gevoel van verbondenheid en gemeenschapszin oplevert.”

Hoe kunnen we deze competenties integreren in ons onderwijs?

“Door deze samen met studenten en onderzoekers in te zetten in concrete opgaven in de praktijk. Maar ook door in de opleidingen voor de bouw meer ruimte te geven aan sociale aspecten. Ga als toekomstige bouwer of ontwerper het gesprek aan met de eindgebruiker. Als je werkt aan een woonzorgcomplex: loop een zorgcentrum binnen, draai een dag mee of drink er koffie met bewoners. Daarom gebruiken we bestaande wijken als living labs om te onderzoeken hoe we in de praktijk meervoudige duurzame waarde kunnen creëren. Door in oplossingen niet alleen oog te hebben voor de toepassing van duurzame bouwmethoden, maar ook voor de sociale en gezondheidsaspecten. Laten we die lessen met elkaar delen en verwerken in ons onderwijs. Op die manier kunnen we écht opschalen.”

Je begint je rede met een persoonlijke anekdote, over hoe je je huis verduurzaamd hebt. Je legde zonnepanelen, er kwam een krachtige warmtepomp en kreeg een ‘groen dak’ vol vetplantjes. Het project haalde zelfs de krant. Waarom vond je het belangrijk om daarover te vertellen?

“Ten eerste om te laten zien dat ik de wijsheid niet in pacht heb. Voor mij is het ook een vraag of zo’n groen dak nou echt 4000 euro waard is. Maar ik wilde ook laten zien dat zo’n verduurzaming voor iemand met een eigen huis en het geld om dat te doen, eigenlijk ‘laaghangend fruit’ is. Huiseigenaren hebben inmiddels wel door dat verduurzamen positief uitpakt. Niet alleen voor het klimaat, maar ook voor hun portemonnee. Kijk naar de energieprijzen die zo gestegen zijn.”

Huiseigenaren met voldoende middelen zijn ‘energiewinnaars’, schrijf je. Ze hebben de tijd, kennis en het geld om dat soort slimme keuzes te maken.

“Inderdaad. En veel huishoudens hebben dat geld niet, of zijn afhankelijk van een woningcorporatie of vereniging van eigenaren. Zij kunnen simpelweg niet zomaar verduurzamen. Hier komt de uitdaging van het draagvlak om de hoek kijken. Zoeken naar manieren om iedereen bij verduurzaming te betrekken. Best lastig als het gaat om bewoners, want de verschillen worden steeds groter. Terwijl we elkaar hard nodig hebben om te voldoen aan onze belofte van 0 procent netto uitstoot in 2050.”

Er zullen aardig wat energiewinnaars in de zaal hebben gezeten tijdens je rede. Met welk gevoel hoop je dat zij naar buiten zijn gegaan?

“Ik hoop dat ze na mijn verhaal inzien dat we misschien wel op de goede weg zitten, maar absoluut nog niet klaar zijn. Dat het de komende tijd nog best ingewikkeld wordt. Dat we er alleen komen als we intensief met elkaar samenwerken en nóg meer inzetten op ‘verbeelden, verbinden en versterken’. En dat we ook over duurzaamheid altijd in gesprek moeten blijven; zeker in roerige tijden als deze.”