Het bericht in de krant raakte me. Niet gek, want de titel van het verhaal was pijnlijk voor wie het hoger beroepsonderwijs een warm hart toedraagt, zoals ik dat doe. ‘Het hbo heeft een imagoprobleem’, kopte Trouw. Auw. De constatering doet pijn, zeker omdat ik geloof in onze vorm van onderwijs: toegepast, en dus gericht op de praktijk.
Aanleiding voor het artikel is de terugloop in aanmeldingen voor het hbo tegenover de groei van het aantal studenten bij universiteiten. De zoektocht naar een verklaring voor deze ontwikkeling is de conclusie dat wij als hogescholen te kampen hebben met een imagoprobleem.
Dat dit zo is, dat geloof ik. Maar waar komt dit vandaan? Ik denk dat dit is terug te voeren op de beeldvorming. Ik hoor dat ook om me heen. De universiteit zou hoger en beter zijn dan het hbo. Alsof het een de eredivisie is en het andere de Keukenkampioendivisie. Onterecht, die vergelijking met het voetbal.
Hbo en universiteit zijn veel meer sporten die weliswaar op elkaar lijken, maar die geheel verschillend zijn. Zie het als tennis en padel, allebei met een bal en een racket en op een baan, maar met andere regels. Best kans dat als je het een kunt, je ook in het ander aardig uit de voeten kunt. Maar het hangt af van hoe je in elkaar zit, of padel of tennis bij je past, of je er lol in hebt en je er verder in kunt ontwikkelen. Zo is het ook bij universiteit en hbo.
Toch is het meer dan een imagoprobleem. Misschien is het wel meer de prestatiedwang en -drang van hoger en beter, die al bij het advies op de middelbareschool doorklinkt. Kan zoon of dochter echt geen vwo? Of dan toch tenminste havo/vwo? De druk die ouders en kinderen elkaar opleggen is immens, maar gaat voorbij aan de vraag wat past bij de leerling, waar die persoon gelukkig van wordt.
Alsof je pas echt geslaagd bent als je een universitaire titel hebt. Vooropgesteld: met het instituut universiteit is niks mis, helemaal niet. Maar niet in alle studenten schuilt een theoreticus en een wetenschapper, hoe hard je ook stampt in de collegezalen. De keuze voor een opleiding is vooral een keuze voor wat bij ze past, waar ze zich gelukkig voelen en waar ze energie van krijgen.
In het hbo leidt een opleiding tot een concreet beroep, of dit nu marketeer, fysiotherapeut, adviseur duurzaamheid of onderwijzer is. En wie tijdens zijn of haar studietijd verder wil met onderzoek kan daar ook in het hbo mee aan de slag. Niet voor niets hebben we een aantal expertisecentra waarbij studenten - jawel - praktijkgericht onderzoek doen, onder de bezielende leiding van lectoren.
Ik zie binnen de muren van onze school studenten hun weg zoeken in de praktijk, met vaardigheden en kennis die ze kunnen toepassen vanaf dag 1 bij het bedrijf waar ze aan de slag gaan. Tijdens 1 van de stages, of in 1 van de vele projecten die ze samen met het bedrijfsleven oppakken.
We moeten als maatschappij af van het denkbeeld dat universiteit de overtreffende trap van hbo is. Het is vooral anders, het een is niet meer of minder dan het andere. Want voor mij is een ding helder: die keuze moet gemaakt worden op basis van de goede afwegingen. Het is precies zoals oud Avansstudent Lisanne de Roos in Trouw verwoordt: ‘Doe wat je wilt, wat bij je past. Waar je gelukkig van wordt.’
En zo is het. Aan ons om te laten zien dat het hbo zo’n keuze is, of je nu van havo, vwo of mbo komt.
Lees hier meer columns van Philippe