, door 

Druk op rechtshandhaving vanuit georganiseerde criminaliteit neemt ernstiger vormen aan

Er zijn geen aanwijzingen dat het aantal ernstige integriteitsschendingen binnen de rechtshandhaving in de afgelopen vijf jaar is toegenomen, maar de ernst van de zaken is wel veranderd: onderzoekende instanties, zoals de Rijksrecherche, worden geconfronteerd met integriteitsschendingen van politiemensen, douaniers of andere rechtshandhavers van een zwaarder kaliber.

Dit is één van de belangrijkste bevindingen uit een onderzoek naar ernstige integriteitsschendingen binnen vier rechtshandhavingsorganisaties – de politie, Douane, Koninklijke Marechaussee (KMar) en Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) – die in verband kunnen worden gebracht met georganiseerde criminaliteit. Het onderzoek is onder leiding van de hoogleraren Hans Nelen en Emile Kolthoff uitgevoerd door onderzoekers van de Universiteit Maastricht (UM), de Open Universiteit (OU) en Avans Hogeschool.

Directe aanleiding voor het onderzoek was een aantal spraakmakende zaken over het verstrekken door politiemensen van vertrouwelijke opsporingsinformatie aan criminelen en betrokkenheid van douaniers bij drugshandel en corruptie. Het onderzoek naar de aard, ernst en omvang van integriteitsschendingen binnen de rechtshandhaving in relatie tot georganiseerde criminaliteit, was één van de maatregelen die door de Minister van Veiligheid en Justitie eind 2015 aan de Tweede Kamer was toegezegd.

Aantal signalen en vastgestelde integriteitsschendingen

In het kader van het onderzoek zijn over de periode 2012-2016 alle signalen over mogelijke integriteitsschendingen waarbij medewerkers van de politie, Douane, FIOD en KMar betrokken waren geanalyseerd. In totaal heeft de inventarisatie 256 signalen van ernstige integriteitsschendingen in relatie tot georganiseerde criminaliteit aan het licht gebracht. De meeste signalen hebben betrekking op het functioneren van politiemedewerkers. Dit gegeven is voor een belangrijk deel te verklaren met een verwijzing naar het veel grotere personeelsbestand van de politie in vergelijking met de andere handhavingsorganisaties. Een tweede verklaring is gelegen in de aard van het werk en het feit dat politiemensen meer op straat en in de directe nabijheid van criminelen opereren. Die omstandigheden maken de kans groter dat criminelen proberen juist hen voor hun karretje te spannen.

In 80 gevallen leidde het onderzoek, dat naar aanleiding van de 256 signalen werd ingesteld, tot de vaststelling dat er zowel sprake was van een integriteitsschending als van een relatie met georganiseerde criminaliteit. Bij de politie en de KMar ging het daarbij vooral om schending van het ambtsgeheim en het onderhouden van ongewenste contacten met criminelen (al dan niet in combinatie). De onderzoeken bij de douane spitsten zich veelal toe op andersoortige integriteitsschendingen, zoals het faciliteren van georganiseerde criminaliteit (in het bijzonder in de vorm van hand- en spandiensten bij het omzeilen van douanecontroles). Medewerkers van de FIOD zijn in de inventarisatie nauwelijks in beeld gekomen.

Nadere bestudering van het type zaken waarin integriteitsschendingen zijn vastgesteld, bevestigt dat georganiseerde criminaliteit, zoals die zich in Nederland manifesteert, gedurende de afgelopen vijf jaar in meer dan één opzicht is verhard. Afgezien van het geweldgebruik en het ogenschijnlijke gemak waarmee liquidaties plaatsvinden in het criminele milieu, is de druk op de rechtshandhaving in de vorm van provocatie, intimidatie en corruptie van rechtshandhavers opgevoerd.

Enkele achtergrondkenmerken van de bij integriteitsschendingen betrokken functionarissen

Binnen de politie zijn vooral leden van de basiseenheden betrokken bij integriteitsschendingen. Agenten in de basispolitiezorg worden geacht de ‘ogen en oren’ van de wijk te zijn en met de lokale bevolking intensief contact te onderhouden, maar zien ook hoe in sommige gebieden georganiseerde, ondermijnende, criminaliteit ‘hun’ wijk onder controle krijgt. Ze moeten dicht op de lokale problematiek opereren, maar tegelijk afstand houden tot personen die zwaar geïnvolveerd zijn in criminele activiteiten. Dat is een spagaat waar niet iedereen goed uitkomt, blijkt uit dit onderzoek.

In lijn met de resultaten van eerdere studies komt uit dit onderzoek naar voren dat functionarissen met een migratieachtergrond – afgemeten aan hun aandeel in het totale personeelsbestand – oververtegenwoordigd zijn in de groep rechtshandhavers te wier aanzien zowel een integriteitsschending als een relatie met georganiseerde criminaliteit is vastgesteld. Deze bevinding hangt samen met een aantal factoren. Gezien de relatief grote betrokkenheid vanuit sommige etnische groepen bij (georganiseerde) criminaliteit, is de kans dat rechtshandhavingsfunctionarissen met een migratieachtergrond in hun grote (sociale- en familie-) netwerk iemand kennen uit het criminele milieu groter dan onder autochtone functionarissen. Ook laat het onderzoek zien dat via familie- en vriendschaps-verbanden soms bruggen worden geslagen tussen criminele netwerken en de wereld van toezicht en opsporing. De betrokken ambtenaren worden hierdoor geconfronteerd met het probleem van de dubbele loyaliteit: de sterke (familie- en vriendschaps-)banden met de eigen achterban mogen niet worden verloochend, maar tegelijkertijd bekleden zij in de handhavings-organisatie die meer diversiteit in haar geledingen wil aanbrengen een voorbeeldfunctie.

Kwetsbaarheden en verbeterpunten

Medewerkers van rechtshandhavingsorganisaties hebben via de diensttelefoon vaak toegang tot verschillende data- en registratiesystemen. Bevragingen buiten diensttijd worden daardoor aanzienlijk eenvoudiger. In relatie met de mogelijkheden van flexibel werken leggen medewerkers soms een zekere naïviteit aan de dag rond de omgang met sociale media en met gevoelige informatie. Daarvan wordt soms misbruik gemaakt vanuit het criminele milieu.

Op het gebied van de autorisaties is er na de geruchtmakende casus van Mark M. veel gebeurd binnen de politie. Toch is er nog ruimte voor verbetering. In het onderzoek worden verschillende mogelijkheden geopperd om de kwetsbaarheden rondom bevragingen in gegevensbestanden te verminderen.

Een ander kwetsbaar punt binnen de politie is het tekortschietende functioneel toezicht van leidinggevenden op hun medewerkers. Van de teamchefs van de basiseenheden, die steeds grotere groepen medewerkers moeten aansturen, kan niet worden verwacht dat zij voldoende feeling met het wel en wee van individuele medewerkers hebben. Medewerkers die kwetsbaar zijn voor verleidingen van buiten en dreigen af te glijden worden daarom niet altijd tijdig gedetecteerd.

De hechte cultuur binnen rechtshandhavingsorganisaties leidt tot positieve en negatieve effecten. Collegialiteit en loyaliteit zijn belangrijke waarden van die cultuur, die noodzakelijk zijn om in moeilijke omstandigheden op elkaar te kunnen vertrouwen en leunen. De keerzijde van die waarden is dat medewerkers elkaar soms tot het uiterste willen beschermen. Hoewel de meldprocedures voor signalen van integriteitsschendingen vrij duidelijk zijn, wordt hier niet altijd gebruik van gemaakt, zeker niet in minder ernstige gevallen. Ook is aanspreekgedrag nog lang geen integraal onderdeel van de cultuur.
 

Deel deze pagina