Nieuws

Al een jaar lang krijgen Avans-studenten een groot deel van de tijd online les. Zijn ze ondertussen gewend aan colleges vanuit de studeerkamer? Drie docenten en een student over voordelen, nadelen en de toekomst na corona. “Sta je na 30 jaar voor een groep ineens tegen een muur aan te praten.”

Op 13 maart is het exact een jaar geleden dat alle Avansgebouwen de deuren sloten: thuis lesgeven en les krijgen werd voorlopig de standaard. Voor docenten Ard Jacobs (Business Innovation Den Bosch), Loïc van Eyk (Social Work Den Bosch) en Vincent Verwaal (HRM Breda) betekende dat een flinke omslag. Net als voor tweedejaars student Civiele Techniek Imme Teunis. In een serie van 2 artikelen praten ze over hun ervaringen. In dit eerste deel gaat het over de overstap naar online en het veranderde contact tussen docenten en studenten.

De overstap

Loïc van Eyk: “We kwamen in een soort niemandsland terecht, zo voelde het. Ik geef alweer 13 jaar les en heb een arsenaal aan werkvormen voor in een klaslokaal of in de praktijk. Maar ineens kon ik online alle kanten op: Teams, videos, Remindo, breakoutrooms, colleges opnemen, FeedbackFruits. Ik had ineens geen duidelijk beeld meer van hoe een les eruit moest zien. Ik moest me als docent opnieuw uitvinden.”

Ard Jacobs: “We zijn in maart online gegaan en hadden daarna vrij snel een tentamenperiode. Dat gaf mij wat ruimte om te zoeken naar manieren om de online lessen interessanter te maken en om meer interactie te krijgen. Wat je merkte is dat het in het begin allemaal een wat zakelijker karakter had. Werk en privé moest immers gescheiden blijven. Dat is inmiddels helemaal veranderd. Niet alleen tijdens lessen, maar je ziet het in de hele maatschappij terug.”

Vincent Verwaal: “Het was even schakelen in het begin. Ik heb een zoontje van 1,5 thuis, dus plotseling moest ik af en toe even weg uit het gesprek met een student om een poepluier te verschonen. Dat soort dingen bespreekbaar maken is belangrijk: gooi de boel een beetje open, studenten mogen best zien dat het ook voor docenten af en toe een beetje tobben is.”

Imme Teunis: “Ik heb gelukkig nog geen coronavertraging opgelopen. Mijn motivatie is hoog, maar toch is het lastig om de 60 studiepunten en 1680 uur te halen. Eigenlijk kun je niet verwachten dat studenten elke dag van 9 tot 5 online lessen volgen, maar het moet officieel wel. Hoe makkelijk de overstap naar online verliep, scheelt per leraar. Sommigen pakken het heel goed op, geven veel voorbeelden, doen het interactief, leggen zaken goed uit, waardoor je je hoofd erbij houdt. Anderen zijn daar minder goed in.”

Contact

Ard: “Het is online lastiger om de energie in een klas te voelen. Bij fysieke lessen komen studenten een voor een binnen, en dan maak ik even een praatje. Wat hebben ze hiervoor gedaan, waar zijn ze mee bezig? Dat is nu lastiger, want als je met één iemand aan het praten bent, verlies je het contact met de rest.”

Loïc: “Bij een hoorcollege is dat helemaal lastig. In de collegezaal check je reacties van studenten, normaal en non-verbaal. Trek je ze je verhaal in of raak je ze kwijt? Er is interactie tussen jou als docent en de studenten. Dat heb je niet als je het voor de camera doet, en al helemaal niet als je je college van tevoren opneemt.”

Imme: “Ik ben blij dat veel leraren rekening houden met onze situatie: dat we de hele dag thuiszitten zonder veel afleiding en dat het lastiger is om contact te leggen tijdens lessen. De meesten zijn ook buiten de lessen heel goed bereikbaar, bijvoorbeeld via Teams.”

Ard: “Over het algemeen heb je minder contact met studenten dan voor corona. Je ziet elkaar bijvoorbeeld ook niet meer in het voorbijgaan. Daarom is het belangrijk om duidelijk te maken dat studenten bij jou terechtkunnen. Voor mij betekent dat: zoveel mogelijk telefonisch bereikbaar zijn, de drempel laag houden.”

Vincent: “Studenten missen het contact nu, of het nou met een docent of met elkaar is. Ik ben wat bewuster gaan checken hoe het met ze gaat, zoek wat meer contact.”

Loïc: “Ik heb nog nooit zoveel gemaild als het afgelopen jaar. Daarnaast heb ik ook veel telefonisch contact met studenten. Gewoon om te praten over hoe het gaat, om zorgen weg te nemen als ze spanning hebben over een toets bijvoorbeeld. Ik nodig ze ook uit om contact op te nemen, want de afstand is een stuk groter nu.”

Camera aan of uit?

Imme: “Docenten willen het liefst dat alle studenten de camera aanzetten, maar in mijn ervaring doet 90 procent dat niet. Het voelt ook niet altijd prettig, het idee dat iedereen naar je kan kijken terwijl je een les volgt. Ik zet hem eerlijk gezegd ook alleen maar aan als anderen het doen. Maar ik snap dat het voor leraren moeilijk is. Sta je na 30 jaar voor een groep ineens tegen een muur aan te praten.”

Ard: “Je kunt het op 2 manieren aanvliegen: er regels over instellen en de politieagent gaan uithangen, maar dat brengt weerstand met zich mee en frustratie. Of denken: het is mijn verantwoordelijkheid om een les relevant te maken voor studenten. Als ik ze een beetje kan helpen door een positieve, fijne sfeer neer te zetten, dan gaat het leren ook makkelijker. Of ze nou een camera aan hebben of niet.”

Loïc: “Op een gegeven moment heb ik tijdens hoorcollege steeds een aantal studenten om de beurt in beeld gebracht door ze te ‘pinnen’. Ik had van tevoren gevraagd of dat mocht en of ze dus hun microfoon en camera aan wilden zetten. Ik heb ongeveer 40 studenten voor me gehad tegen wie ik ‘aan kon praten’. Daar kwamen veel enthousiaste reacties op, maar een aantal vond het juist prettiger om in de anonimiteit achterover te kunnen leunen. Maar dat speelt niet alleen online, die dynamiek zie je ook in de collegezaal terug. In ieder geval moet je er zorgvuldig mee omgaan, erover praten met studenten. En misschien ook besluiten om een college bijvoorbeeld niet op te nemen, omdat studenten zich dan vrijer voelen om te praten.

Deel 2 van dit artikel is vanaf vrijdag 19 maart te lezen op Avans.nl.