Nieuws

Sinds de zomer van 2019 is stikstof volop in de media, vaak in de context van de ‘stikstofcrisis’ of ‘stikstofproblematiek’. Dit probleemdenken maakt ons blind voor de kansen die deze kwestie ons biedt. Bijvoorbeeld om mest veel beter te gaan benutten. Zo kunnen we echt wat doen aan het stikstofprobleem, betoogt lector Biobased Energy Johan F.M. Raap.

Dit opiniestuk verscheen eerder in Trouw en BN/DeStem.

Veel meningen in het huidige debat geven een verkeerd beeld van stikstof. Om te begrijpen waarom heb je basiskennis van chemie nodig. Stikstof komt in vele vormen in de natuur voor. De meest voorkomende, di-stikstofgas, is onschadelijk. Als we spreken over de stikstofproblematiek bedoelen we dus eigenlijk andere stikstofverbindingen. Bijvoorbeeld stikstofmonoxide en stikstofdioxide. Deze twee ontstaan als bijproduct bij verbrandingsprocessen, zoals in het autoverkeer en in de industrie. Minder rijden over kortere afstanden, langzamer rijden en industriële processen veranderen kunnen helpen de milieuschade door deze stikstofverbindingen terug te dringen.

Stikstofbalans opmaken

Nog interessanter voor het stikstofdebat is ammoniak. Dat wordt niet alleen uitgestoten door de veehouderij via mest, maar ook door de industrie en zelfs door de waterzuivering. Het aanpakken van deze uitstoot begint met het in kaart brengen ervan. Dit doe je door een stikstofbalans te maken. Daarbij ga je voor elk proces na hoeveel stikstof erin gaat en waar het vervolgens blijft. Als je bijvoorbeeld een voedingsmiddelenbedrijf bestuurt, dan wil je weten hoeveel grondstoffen in je producten gaan, welk aandeel daarvan stikstof is en hoe dat aandeel zich verdeelt over je producten, bijproducten en afvalstromen.

Zo’n balans kun je ook voor een veehouderij maken. Je brengt dan in kaart welke stoffen er in veevoer zitten en hoeveel dierlijke ‘stoffen’ je produceert, zoals vlees en zuivel. En daarnaast neem je ook dierlijke mest en het stikstofaandeel daarin mee. Is je balans niet in evenwicht, dan is dus ergens in je bedrijfsproces ammoniak in bodem, water of lucht terechtgekomen.

Mestbewerking als oplossing

Nu wil ik graag inzoomen op die dierlijke mest. Niet alleen omdat die in de publieke opinie als hoofdoorzaak wordt bestempeld voor de stikstofproblemen, maar ook omdat hier naar mijn mening de oplossingen te vinden zijn. Momenteel wordt onbewerkte mest voor langere tijd opgeslagen tot het uitgereden kan worden. Maar tijdens deze opslagperiode komen veel schadelijke stoffen in de lucht terecht. Niet alleen ammoniak, maar ook methaan en kleine stofdeeltjes. Om dit tegen te gaan zullen we dus naar een systeem moeten waarbij we alleen nog maar bewerkte mest opslaan en benutten op de akkers. Daarvoor moeten we de mest zo rap mogelijk gaan bewerken nadat die het dier verlaten heeft.

Iedere veehouderij zijn eigen mest laten bewerken, is een oplossing die hiervoor vaak wordt aangedragen. Maar daarvoor zijn de meeste van dit soort bedrijven te klein en ontbreekt het aan vakmanschap. Het kan een oplossing zijn voor de megabedrijven, maar lokaal samenwerken met een aantal veehouders, akker- en tuinbouwers in een soort coöperatie is nog beter. En waarom maken we van die dierlijke mest ook niet meteen kunstmestvervangers? Kunstmest is een problematisch product, dat wordt toegepast in particuliere achtertuinen, tuinbouw en akkerbouw. Het wordt geproduceerd uit moeilijk toegankelijke fossiele ertsen. De stikstofcomponent in de kunstmest wordt gemaakt met grootschalige inzet van het fossiele aardgas, wat leidt tot enorme CO2 emissies, wat mede aanleiding is tot de slechte footprint van onze voedselproductie.

Weg van het probleemdenken

Alle reden dus om te kijken naar de kansen die mest ons biedt. Maar helaas worden in het huidige debat vooral oplossingen vanuit probleemdenken aangedragen. Denk aan vermindering van het aantal dieren en zelfs het uitkopen van veehouderijbedrijven, met name nabij natuurgebieden. Het gaat mij in deze discussie niet over aantallen dieren. Mijn pleidooi is volledig een voorstel tot het bewerken van mest en het benutten van de stoffen daarin, zonder dat daarmee milieu en gezondheid worden geschaad. En ja, dat pleidooi geldt ook voor veehouderijen op grote afstand van die natuurgebieden.

Conclusie is dat we dierlijke mest veel beter moeten gaan benutten als we echt iets willen doen aan het stikstofprobleem. En misschien moet de overheid dat in de toekomst maar stimuleren, bijvoorbeeld via heffingen op kunstmeststoffen. Ook moet de supply chain van mest veel beter en dat vraagt om bewerking van verse mest. Daarvoor zijn slimme processen nodig, kennis van zaken, van chemie en van technologie. Maar het vraagt zeker ook om partijen die zich bewust en constructief opstellen en acceptatie dat er in ons land nu eenmaal dierhouderij is, en dat deze dieren, net als mensen, mest produceren.

Lees meer over het onderzoek van het lectoraat Biobased Energy.